Bio-based building products in the Dutch Environmental Database (NMD) Part 3
Example calculations on the environmental impact of A) building products and B) reference buildings to show the effects of: 1) bio-based vs. conventional building products, 2) crediting biogenic carbon storage
Authors: Martien van den Oever (WFBR), Rick Melchers, Mark van Westerlaak (IA Bouwkunde), Bouke Bakker, Einhard Engelbrecht, John Drissen (NMD), Helmer Weterings, Eric de Munck (Centrum Hout), Fred van der Burgh, Sissy Verspeek (Agrodome)
This study was carried out by Wageningen Food & Biobased Research, subsidised and commissioned by the Dutch Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality and funded by TKI under project code LWV20.289.
Wageningen Food & Biobased Research, December 2024
Samenvatting in het Nederlands
Het milieu-impactvoordeel van bio-based bouwproducten zit vaak verborgen in een breed scala aan levenscyclusanalyse (LCA)-gegevens die, hoewel ze allemaal gebaseerd zijn op dezelfde Europese norm (EN 15804), niet eenvoudig te vergelijken zijn. Deze complexiteit heeft te maken met verschillende databaseversies voor achtergrondgegevens die worden gebruikt om LCA’s op te stellen, en met het feit dat milieuproductverklaringen (EPD’s) worden opgesteld voor een product met specificaties (afmetingen e.d.) zoals de fabrikant verkiest. Dit betekent vaak dat de gegevens die in EPD’s worden gepresenteerd, niet rechtstreeks kunnen worden vergeleken. Aan de andere kant wordt eenvoudig te begrijpen communicatie over de voordelen van bouwproducten vaak gedaan op ‘marketingniveau’, met minimale of selectieve onderbouwing van gegevens, of zonder alle details bekend te maken. Verder zijn de rekentools om de materiaalgerelateerde milieu-impact van gebouwen op een uniforme en verifieerbare manier te berekenen volgens de ‘Bepalingsmethode’ zoals die in Nederland wordt gebruikt, niet vrij beschikbaar; er is een licentie vereist. Wat ontbreekt, is een openbare, gedetailleerde, duidelijke en transparante rekentool voor de vergelijking van de milieu-impact van bio-based versus conventionele bouwproducten.
Verder ontbreekt een belangrijk voordeel van het gebruik van bio-based bouwproducten in de huidige Bepalingsmethode: de waarde van langdurige biogene koolstofopslag, die overeenkomt met een langdurige negatieve CO2-uitstoot. Een recente studie heeft aangetoond hoe dit voordeel van biogene koolstofopslag kan worden gewaardeerd. Om inzicht te krijgen in de effecten van deze waardering, is het interessant om deze effecten op verschillende niveaus van milieu-impact te bekijken:
Klimaatverandering (in het Engels ‘Global warming potential’, GWP); Milieukostenindicator (MKI); en de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG).
Het doel van deze studie is om aan de hand van gedetailleerde voorbeeldberekeningen:
- De milieueffecten van bio-based versus conventionele referentiegebouwen te vergelijken;
- De milieueffecten van bio-based bouwproducten te vergelijken met conventionele producten op basis van een gelijk functioneel prestatieniveau;
- De effecten te illustreren van het waarderen van biogene koolstofopslag op MPG en MKI.
Op basis van de bepalingsmethode is de MPG1 van biobased huizen lager dan voor huizen op basis van conventionele producten (beton, kalkzandsteen): 18-29% voor huizen met houtskeletbouw (TFC) en 24-35% voor huizen met kruislaaghout (CLT). Andere belangrijke observaties zijn:
- • De verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door de vloeren, gevel en constructie; en hebben voornamelijk betrekking op de materiaalproductie en het bouwen van de huizen.
- • Individuele bouwcomponenten kunnen de MPG aanzienlijk beïnvloeden, bijvoorbeeld door slechte milieu-impactgegevens van categorie 3,2 en zo de volgorde van de totale MPG-waarden veranderen.
- • Hoe lager de totale MPG, hoe hoger de relatieve impact van ‘standaard’-elementen zoals installaties, loodgieterswerk, verkeersruimte en terrein. Voor de range aan gebouwen zoals in deze studie bekeken, varieert het aandeel van deze standaardelementen van 23% voor een halfvrijstaand huis op basis van beton tot 54% voor een appartementencomplex op basis van CLT.
- • De impactcategorieën die het meest bijdragen aan de MPG zijn: klimaatverandering (GWP), humane toxiciteit en verzuring. Deze categorieën vormen samen 85-88% van de MPG voor alle 3 gebouwtypen en alle 4 productbases; waarbij opgemerkt dat het hier om relatieve bijdragen gaat en dat dit geen invloed heeft op het feit dat bio-based gebouwen een lagere totale MPG hebben dan de conventionele varianten.
Op het niveau van bouwproducten, waarbij rekening houdend met gelijke functionele prestaties, hebben sommige bio-based producten in hun EPD’s een veel hoger gewicht aangegeven dan hun conventionele referenties. Dit heeft een negatieve invloed op hun milieu-impact op MKI-niveau. Andere bio-based producten scoren een lagere (=betere) MKI dan hun conventionele tegenhangers.
Tevens zijn voorbeeldberekeningen uitgevoerd om de effecten te analyseren van een verdere detaillering en uitbreiding van het aantal milieu-impactcategorieën (IC’s), waarover de Nederlandse overheid naar verwachting in 2025 een besluit zal nemen. Deze nieuwe set IC’s en hun milieukosten wordt ‘set A2′ genoemd. Over het algemeen resulteert deze nieuwe methode in een toename van de milieu-impactkosten voor zowel bio-based als conventionele producten. Dit is het resultaat van de toename van het aantal IC’s van 11 naar 19, en een toename van de kosten voor klimaatverandering (CC) in de nieuwe weegset. Voor de selectie van producten die zijn bekeken in deze studie neemt de MKI voor bio- based producten minder toe dan voor de conventionele referenties; gevolg is dat sommige bio-based producten de kloof met conventionele producten verkleinen, en andere bio-based producten beter scoren dan conventionele producten.
De bijdrage aan de MKI van enkele impactcategorieën in de nieuwe methode, die niet verplicht zijn in de EU maar wel zijn opgenomen in Nederland, is voor 6 van de 7 bekeken bio-based producten groter dan voor hun conventionele referenties. Het waarderen van biogene koolstofopslag in gebouwen verlaagt de GWP, CC en MKI van bio-based bouwproducten aanzienlijk, tot af en toe negatieve waarden. Zelfs op gebouwniveau, inclusief een aanzienlijk aandeel niet-biobased producten voor de HSB- en CLT-varianten, daalt de MPG tot 10% voor HSB en ongeveer 25% voor CLT-huizen, versus tot 2% voor de kalkzandsteen- en betonvarianten. De MPG volgens set A2 zal naar verwachting nog verder dalen wanneer biogene koolstofopslag wordt gewaardeerd, gezien de toegenomen weging voor klimaatverandering in de MKI/MPG.
1 Op basis van de weegset A1; nadere uitleg over weegsets is gegeven in de Box 2 in de Introductie (hoofdstuk 1).
2 Gegevens van categorie 1 worden vastgesteld voor individuele bouwproducten. Gegevens van categorie 2 zijn representatief voor producten van groepen fabrikanten en/of leveranciers. Zowel gegevens van categorie 1 als 2 zijn onafhankelijk geverifieerd volgens het verificatieprotocol dat wordt beheerd door de Stichting Nationale Milieudatabase (NMD).
Gegevens van categorie 3 zijn vastgesteld door de NMD op basis van openbare literatuur, maar deze gegevens zijn niet geverifieerd; bij gebruik van gegevens van categorie 3 wordt een toeslagfactor van 30% toegepast om eventuele onderschattingen te compenseren. Public Wageningen Food & Biobased Research-Report 2631 | 7
Geef een reactie